‘We zijn hoogopgeleide mensen die ontwikkeld zijn en daarom moet je het nieuws gewoon kunnen volgen. Je hoort op de hoogte zijn van wat er in de wereld gebeurt’, zei een vriendin tegen me. Ik vertelde haar dat ik de t.v. had uitgezet bij het zien van een jongetje bij zijn dode moeder, hij schreeuwde huilend naar haar: ‘kom bij me terug, mama’.
Zijn moeder lag in een langwerpig plastic witte zak met helderrode bloedvegen erop. Het jongetje stond in een grote menigte. Zoveel mensen om hem heen, maar helemaal alleen. Voor misschien wel de rest van zijn leven. Zijn moeder kwam niet meer terug. Hij zou alleen naar huis moeten lopen, zonder eten waarvoor ze uren in de rij hadden gestaan in Gaza. Zijn laatste herinnering aan hun samen.
Ik keek en dacht aan mijn drie- en vierjarige. Die lagen boven te slapen onder de warme dekens met een volle buik.
Voor het eerst in jaren keek ik weer een keer het nieuws, omdat het kabinet was gevallen. Ik was nieuwsgierig maar werd gelijk weer misselijk van die politieke wijzerij. Net kleuters op het schoolplein ‘hij heeft dit gedaan, dus hij moet het opruimen!’ ‘Maar ik deed dit omdat zij het niet meedeed.’ Alleen zijn ze in de politieke arena schijnheiliger. Ze zijn het schoolplein niet ontgroeid, ze hebben er zelfs hun beroep van gemaakt.
En toen kwam het item over Gaza. Ik had ervan gehoord, dat het heel erg is daar, maar tot nu toe durfde ik er niet over te lezen of ernaar te kijken. Nu moest ik van mezelf. Een keertje kon toch geen kwaad? Dan weet ik wat er speelt, want ik leefde wel erg in mijn eigen bubbel van werk, kinderopvang, school en twee-onder-een-kap-thuis. Waar mijn grootste probleem is dat de achtertuin nog volstaat met onkruid.
Ik wist niet wat ik zag. De nieuwslezeres had het met droge ogen over een ‘genocidaal beleid’, alsof dat niet misdadig is. Waarbij militaire strategie voorrang krijgt boven het voorkomen hongersnood. Een beleid dat blijkbaar zo gewoon is dat er een naam voor bestaat. Mensen, sommige net zo hoogopgeleid en ontwikkelt als ik, liepen uren naar een voedselpunt waar ze nog eens uren in de rij moesten staan. Misschien kreeg je voedsel, misschien kreeg je niks, misschien kreeg je de dood.
Werd je niet doodgeschoten in de rij voor eten, dan kon het nog gebeuren in het ziekenhuis of op een schoolplein. En wie ruimt het dan op? Niet degene die het heeft gedaan.
Verdoofd zette ik de t.v. uit. Een uur later kwamen mijn tranen. De echte wereld had zich in de mijne binnengedrongen. Morgen zou ik dankbaar het onkruid uit de tuin trekken. Toch vraag ik me nog af of het nou iets te maken heeft met dat je meer of minder ontwikkelt bent om dit nieuws te willen volgen.
Geef een reactie